3 juridische valkuilen in de retail
Wat zijn veelgemaakte juridische fouten in de winkelbranche?
Jurist Charlotte Meindersma merkt op dat retailers vaak met soortgelijke juridische problemen te maken krijgen; zij ontvangt regelmatig dezelfde vragen van ondernemers. De redactie vroeg haar naar veelvoorkomende fouten in de detailhandelssector en hoe deze te voorkomen.
1. Retailers maken geen duidelijke afspraken met hun leveranciers over de wettelijke garantie
Meindersma benadrukt het belang van het duidelijk vaststellen van afspraken met betrekking tot de ‘conformiteitseis’, ook bekend als wettelijke garantie, in de detailhandel. Het moet helder zijn wie verantwoordelijk is wanneer het product (of de dienst) niet aan de verwachtingen voldoet. Helaas zijn veel retailers vaak niet goed op de hoogte van de regels omtrent wettelijke garantie.
Er bestaan Europese regels met betrekking tot de wettelijke garantie (zie hieronder), maar deze zijn opgesteld ter bescherming van consumenten en bevatten geen bepalingen over de afspraken tussen een winkel en een leverancier. Daarom is het van groot belang om zelf duidelijke afspraken te maken, bijvoorbeeld wanneer een product onverhoopt eerder defect raakt dan verwacht
Indien het product toch niet aan de verwachtingen voldoet – bijvoorbeeld wanneer het eerder defect raakt dan de klant redelijkerwijs had mogen verwachten – is de retailer verplicht het product kosteloos te repareren of te vervangen. Wat de klant redelijkerwijs mocht verwachten van het product, is bijvoorbeeld gecommuniceerd in de winkel of bij voorkeur op de website, zodat dit schriftelijk is vastgelegd. Alleen als reparatie of vervanging van het product niet meer mogelijk is, mag de retailer een geldbedrag ter compensatie aanbieden.
De Europese eisen rondom de wettelijke garantie zijn de volgende:
- Als een product binnen 6 maanden kapotgaat, wordt dit beschouwd als een fabrieksfout, tenzij de verkoper kan aantonen dat het anders is. De bewijslast ligt dan bij de fabrikant, dit wordt de “bewijslastomkering” genoemd. Uiteraard valt normale slijtage hierbuiten.
- Na de eerste 6 maanden kan een retailer sneller aangeven bij de consument dat het geen fabrieksfout betreft, maar een fout veroorzaakt door de gebruiker (de klant). De consument moet aantonen dat het toch echt een fabrieksfout was en dat er geen ongebruikelijke handelingen zijn uitgevoerd. Het is hierbij essentieel dat de consument dit aannemelijk maakt en goed onderbouwt; de wijze waarop je dit aantoont kan variëren per product. Het is vervolgens aan de verkoper om dit te weerleggen met overtuigende argumenten. Als de verkoper hier niet in slaagt, blijft de stelling van de consument overeind en wordt de onderbouwing als voldoende beschouwd.
Voorbeeld
Een klant heeft een jas waarvan de naden zijn losgeraakt. Deze moeten in principe goed zitten. Als dat niet het geval is, wordt ervan uitgegaan dat het een fabrieksfout betreft. Als verkoper kun je aantonen dat iemand te veel druk heeft uitgeoefend op de naden, bijvoorbeeld door het dragen van een te kleine maat. In dat geval gaat het niet om een fabrieksfout en is de winkel niet verplicht het product te repareren of te vervangen.